
Een jury in de Amerikaanse staat North Dakota heeft geoordeeld dat Greenpeace een schadevergoeding moet betalen aan de eigenaar van een oliepijpleiding.
Het bedrag van de boete is niet duidelijk. Persbureau AP schrijft dat het gaat over meer dan 650 miljoen dollar (ongeveer 595 miljoen euro). Een woordvoerder van het in Amsterdam gevestigde Greenpeace International spreekt over 130 miljoen euro.
Volgens de jury heeft de milieuorganisatie zich in 2016 en 2017 schuldig gemaakt aan laster tegen het bedrijf en gewelddadige campagnes georganiseerd. Milieuactivisten en een inheemse bevolkingsgroep protesteerden tegen de aanleg van een oliepijpleiding in het Standing Rock-reservaat in North Dakota.
Het Texaanse pijplijnbedrijf Energy Transfer had van het in Amsterdam gevestigde Greenpeace International, Greenpeace USA en Greenpeace Fund 300 miljoen dollar aan schadevergoeding geëist.
Volgende stappen
Advocaten van Greenpeace stellen dat er geen bewijs is dat Greenpeace verantwoordelijk is voor de vertraging van de aanleg van de pijplijn. De advocaten zeggen dat de rechtszaak een test is voor het vrije woord, en dat een verlies van de zaak het voortbestaan van Greenpeace in gevaar kan brengen.
Greenpeace is van plan om in hoger beroep te gaan, zegt een jurist van Greenpeace tegen AP. Hij zegt dat hun werk “nooit zal ophouden”. “Dat is de belangrijkste boodschap van vandaag. We gaan met elkaar bekijken wat onze volgende stappen worden.”
Greenpeace bestempelt het proces als een SLAPP-proces (Strategic Lawsuits Against Public Participation). Met dat soort processen proberen bedrijven activisten het zwijgen op te leggen.