
Gemeenten waar veel veehouders zich hebben aangemeld voor de landelijke uitkoopregelingen, zijn bezorgd. Ze vrezen dat veehouders zich terugtrekken uit de regelingen, nu de overheid zich een onbetrouwbare partij toont voor de boeren. Dat komt naar voren uit een rondgang van de NOS langs de top 5 van gemeenten met de meeste aanmeldingen.
Zo’n 1700 veehouders hebben zich aangemeld voor een uitkoopregeling. Ze hebben bedrijven waarvan veel stikstof in kwetsbare natuurgebieden terechtkomt. Als zij stoppen ontstaat er meer ruimte voor bijvoorbeeld vergunningen voor het bouwen van huizen en wegen. De regelingen zijn nu de enige instrumenten waarmee de overheid de uitstoot omlaag wil brengen.
Maar door een recente uitspraak van de Raad van State staat het succes van de uitkoopregelingen onder druk en overwegen boeren om zich terug te trekken.
De spelregels
Veehouders die met de regelingen willen meedoen, moeten dieren afvoeren, stallen slopen en ten minste 85 procent van hun rechten om stikstof uit te stoten, inleveren. Als ze vervolgens met een andere activiteit op hun erf willen beginnen, bijvoorbeeld een timmerbedrijf, dan mag de stikstofuitstoot daarvan maximaal 15 procent bedragen.
Dat staat althans in de voorwaarden van de uitkoopregelingen. Nadat de inschrijftermijn afgelopen december was gesloten, besloot de Raad van State het schuiven met vergunningsruimte, het zogeheten intern salderen, te beperken. Daardoor hebben stoppende veehouders waarschijnlijk een nieuwe natuurvergunning nodig als ze bijvoorbeeld een ander bedrijf op hun erf willen beginnen. Of ze zo’n vergunning kunnen krijgen, is onduidelijk.
Dat de spelregels zijn veranderd, maakt dat een deel van de veehouders twijfelt over de deelname aan de uitkoopregeling, zien de gemeenten met de meeste uitkoopboeren. Wethouder Jan Pieter van der Schans van Ede is bang dat veehouders afhaken als onduidelijk blijft of ze 15 procent van hun vergunning mogen houden.
“We weten uit het verleden dat onzekerheid over het toekomstperspectief leidt tot afhakers”, zegt Van der Schans, die ook bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) over dit onderwerp meepraat. “Veehouders weten wat ze nu hebben, maar niet wat ze ervoor terug kunnen krijgen. Nadat ze een aanbod voor uitkoop hebben ontvangen, is er nog een half jaar om te beslissen of ze dat accepteren, maar in deze onzekerheid kunnen ze geen keuze maken.”
Lege handen
Ook de gemeente Nederweert verwacht afhakers. “Ik merk dat veehouders een beetje lamgeslagen zijn”, zegt wethouder Boris Meessen. “Ze hebben een heel moeilijke keuze gemaakt en die keuze wordt nu ineens veel lastiger. Ik probeer wat licht in de duisternis te scheppen, maar dat lukt mij als wethouder ook niet.”
Ook de gemeente Venray ziet “grote twijfels” over deelname aan de uitkoopregeling. “De spanningen en emoties kunnen daardoor hoog oplopen en daar is niemand mee geholpen”, zegt een woordvoerder. De gemeente zegt nauwelijks in staat te zijn om veehouders met deze worsteling te helpen, omdat er nog zoveel onduidelijk is.
Harde cijfers over het aantal veehouders dat twijfelt of afhaakt, zijn er niet. Wel merkt ook subsidieverstrekker Rijksdienst voor Ondernemend Nederland dat boeren bezorgd zijn.
Onbetrouwbare overheid
Wethouders tonen zich gefrustreerd. “Ik vind het gênant hoe de overheid opnieuw onbetrouwbaar blijkt”, zegt de Edese wethouder Van der Schans. “Het is heel raar dat je als landelijke overheid een beëindigingsregeling op tafel legt en vervolgens op een belangrijk punt geen thuis kunt geven. Dat is de zoveelste blamage in dit dossier.”
Dit gevoel leeft ook in Barneveld, waar wethouder Bennie Wijnne de onzekerheid “op zijn zachtst gezegd zorgelijk” vindt. “De sector verdient een betrouwbare overheid, niet alleen lokaal, maar ook landelijk.”
Het is belangrijk dat bedrijven perspectief hebben en iets nieuws kunnen beginnen na het beëindigen van hun veehouderij, zegt wethouder Mark Janssen van Gaal van Land van Cuijk. Daar moet landbouwminister Wiersma voor zorgen, vindt hij.
Minister aan zet
Ook Van der Schans vindt dat Wiersma aan zet is. Hij ziet een oplossing in een generieke, juridische onderbouwing over waarom het schuiven met stikstofruimte wel mogelijk moet zijn voor stoppende veehouders. “Als je niet toestaat dat deze veehouders die 15 procent van hun vergunning kunnen blijven benutten, dan mis je ook de winst van 85 procent stikstofreductie.”
“Als Wiersma niet snel duidelijkheid kan geven over die 15 procent, dan moeten veehouders meer tijd krijgen om te beslissen of ze zich laten uitkopen”, vindt Van der Schans. De gemeente Nederweert wil dat ook de provincie helderheid geeft over hoe die met vergunningsaanvragen omgaat.
In een reactie laat het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur weten dat het de onzekerheid herkent en enorm betreurt. “Het kan nooit de bedoeling zijn dat boeren in onzekerheid verkeren op het moment dat ze besluiten te stoppen, terwijl ze daarmee juist een significante bijdrage leveren aan de stikstofreductie.” Volgens het ministerie zijn er tot nu toe “slechts enkele boeren” afgehaakt door de onzekerheid.
Het ministerie zoekt een oplossing via twee sporen. Enerzijds werkt het onder meer met provincies aan een handreiking om te onderbouwen dat de 15 procent stikstofruimte niet nodig is voor de natuur, maar mag worden ingezet voor nieuwe activiteiten. Anderzijds onderzoekt het of het mogelijk en wenselijk is om de uitkoopregelingen aan te passen. Specifiek kijkt het naar een verlenging van de termijn waarop dieren en mest moeten worden afgevoerd.