
Met de lente voor de deur gaan de eerste Nederlandse broccoli- en bloemkoolplanten van het jaar de grond in. Maar waar de teelt zich in het verleden goed liet voorspellen, gedragen de gewassen zich onvoorspelbaarder in een veranderend klimaat. Ze bloeien vroeger of later en telers moeten vaker terug het land op om te oogsten.
De onzekerheid over het groeigedrag van de gewassen leidt tot gerommel in een gevoelige keten. Is een oogst te vroeg of te laat, dan is er een overschot of schaarste. En dat zie je in de supermarkt: bij een tekort zijn de groenten peperduur of verdwijnen ze zelfs uit de schappen, bij overschotten keldert de prijs.
De schommelingen zijn steeds meer te zien, zegt bloemkool- en broccoli-expert Guusje Bonnema van Wageningen University & Research. “In het verleden zijn er ook weleens problemen geweest, maar het komt tegenwoordig veel vaker voor. Het wordt bijna normaal dat er ineens een korte hittegolf is of wat dan ook. Rassen die het heel lang goed deden, die blijken nu helemaal niet zo stabiel te zijn.”
Tien tot twintig dagen langer
Zaadveredelaars doen uitgebreide tests met hun rassen in verschillende gebieden. Dat doen ze om allerlei redenen: ziekteresistentie, betere kwaliteit, maar ook om ze stabieler te maken en dus de oogst en de oogstvoorspelling beter overeen te laten komen. En juist het verkleinen van de gevoeligheid voor temperatuurverschillen – geen luxe in een veranderend klimaat – is daarbij een flinke uitdaging voor veredelaars.
“Een boer verwacht gewoon dat hij, negentig dagen nadat hij geplant heeft op het veld, zijn oogst kan doen. En dan duurt het opeens tien Ć twintig dagen langer”, legt Bonnema uit. “En dat is dan vaak omdat het in het begin van de ontwikkeling ineens heel heet is geweest, of als er een paar warme nachten zijn geweest.”
Zo’n vertraagde teelt leidt in eerste instantie tot legere schappen. Bonnema: “De broccoli die er wel zou zijn, daar zou je meer geld voor betalen. En de broccoli die vertraagd is, die wordt nu tegelijk geoogst met de volgende teelt, waardoor er ineens een surplus is.”
Toch pakt het veranderende klimaat niet altijd slecht uit, ziet bijvoorbeeld de West-Friese boer Ton Slagter, die al veertig jaar in het vak zit. “We hebben er eerder voordelen van denk ik. West-Friesland is sowieso een gebied waar de zomers wat koeler zijn en de winters wat milder. Dat geeft gewoon voordelen.”
Bij de winterbloemkolen die hij jaarlijks rond augustus plant, ziet hij bijvoorbeeld aanzienlijke verschillen in positieve zin. Slagter: “De slagingspercentages zijn de laatste jaren veel groter geworden. Tegenwoordig groeit 80 procent uit tot een bloemkool. Dat was vroeger 60 procent.”
Maar als Slagter verder kijkt dan West-Friesland, ziet hij ook plekken waar het minder gunstig uitpakt. In Zuid-Europa en Duitsland bijvoorbeeld, in de zomer. Daar is het regelmatig te droog of te warm. “Sinds drie jaar hebben we nu een contract met een Spaanse afnemer. Die komt in de zomer elke week bij ons drie vrachtauto’s bloemkolen ophalen, omdat ze daar in die periode niet meer kunnen telen.”
Omgekeerde wereld
Slagter is niet de enige Nederlandse bloemkolenboer die dat doet. Hij denkt dat er in de zomer in totaal zeker tien vrachtwagens bloemkool per week van Nederland naar Spanje rijden. De omgekeerde wereld, noemt Slagter het. “Dat was vroeger helemaal niet. Spanje kocht weleens bloemkool, maar dan incidenteel. In principe waren ze altijd zelfvoorzienend.”
En Nederlandse bloemkolen die in voorheen zelfvoorzienende gebieden worden verkocht, komen hier niet op de markt en leiden hier dus tot hogere prijzen.
Of dat ook dit jaar gaat spelen, blijft nog even de vraag. Brancheorganisatie GroentenFruit Huis houdt de situatie in de gaten. “Hoewel het nog te vroeg is om concrete uitspraken te doen over het groeiseizoen van 2025, blijft de beschikbaarheid van producten een belangrijk aandachtspunt. In Nederland zien we steeds vaker uitdagingen op dit gebied, wat ons ertoe aanzet de situatie nauwlettend te volgen.”