
Scholen worstelen met burgerschapsonderwijs, concludeert de Inspectie van het Onderwijs uit een steekproef. De helft van de onderzochte scholen voldoet niet aan deze wettelijke taak.
Burgerschapsonderwijs leert scholieren hoe de democratie werkt, maar ook hoe je ruzies oplost en omgaat met mensen die met jou van mening verschillen. Volgens de inspectie is het nu extra belangrijk, omdat jongeren extra kwetsbaar zijn in een wereld die snel verandert door oorlogen, groeiend wantrouwen in de overheid en heftige discussies op sociale media.
Uit eerder onderzoek blijkt dat 1 op de 7 leerlingen in het voorgezet onderwijs niet weet dat iedereen gelijk is voor de wet, hoe een democratie werkt of waarom we anoniem stemmen.
“We weten dat scholen burgerschapsonderwijs belangrijk vinden”, zegt inspecteur-generaal Alida Oppers bij de Inspectie van het Onderwijs, “scholen organiseren bijvoorbeeld projectweken, of losse activiteiten, maar daarmee is onduidelijk wat de betekenis is van die activiteiten en ook wat kinderen geleerd hebben na zo’n week.”
Herstelopdrachten in burgerschapsonderwijs
In 2006, na de moord op Theo van Gogh en Pim Fortuyn werd burgerschapsonderwijs verplicht. In 2021 kwam er nieuwe wetgeving en kregen scholen duidelijkere richtlijnen. Maar volgens de inspectie voldoet na al die jaren het burgerschapsonderwijs vaak niet.
In het afgelopen schooljaar heeft de inspectie in totaal 658 scholen onderzocht, waarvan meer dan de helft een herstelopdracht heeft gekregen op burgerschapsonderwijs. Daarin staat dat de school niet aan de wet voldoet en krijgt het de opdracht het onderwijs te verbeteren. Het gros kreeg het verwijt dat de lessen beter geïntegreerd moeten worden in de andere lessen of dat ze beter moeten aansluiten bij het niveau van de leerling.
“We merken dat het heel veel scholen nog niet zo goed lukt om dat met heldere leerdoelen goed vorm te geven. Terwijl we in een wereld leven waarin het steeds belangrijker wordt om een beetje weerbaar te zijn”, aldus Oppers. “Er is een nieuwe wet voor gemaakt met de bedoeling dat het op zou knappen en dat zien we nog te weinig gebeuren.”
Een van de scholen die een herstelopdracht kregen van de inspectie is de stichting SIMON, de Stichting voor Islamitisch onderwijs in Midden- en Oost-Nederland.
Younes Hanin is daar sinds 1 jaar voorzitter van het college van bestuur. “Toen ik begon lag er een herstelopdracht van de inspectie, ons burgerschapsonderwijs voldeed niet.” Er bleek te weinig samenhang en structuur te zijn, terwijl zijn scholen wel aandacht besteden aan burgerschap. Samen met collega’s werden er nieuwe plannen gemaakt en heeft het burgerschapsonderwijs een prominente plek gekregen op school. In alle lessen, dus ook bij bijvoorbeeld taal werd het burgerschapsonderwijs geïntegreerd. De inspectie is nu tevreden en het onderwijs is verbeterd, aldus Hanin.
Meer problemen in het onderwijs
Ook op andere vlakken heeft het onderwijs te maken met problemen, schrijft de inspectie in het rapport de Staat van het Onderwijs 2025. De achterstanden die tijdens de schoolsluitingen in de coronajaren zijn ontstaan, hebben basisschoolleerlingen grotendeels ingelopen, maar lezen en rekenen is nog altijd niet op het gewenste niveau. De kinderen die vorig jaar in groep 6 zaten (en nu in groep 7) hebben door het onderwijs in coronatijd nog wel last van leervertraging.
Kwetsbare groepen presteren onder het te verwachten niveau. In het mbo verlaten veel studenten het onderwijs zonder diploma, er zijn over deze groep zorgen over hun taalniveau. Een deel verlaat het onderwijs laaggeletterd.
De inspectie heeft ook zorgen over ‘nieuwkomersonderwijs’, voor bijvoorbeeld vluchtelingenkinderen. De Staat zou het recht op onderwijs voor leerlingen die op wachtlijsten staan onvoldoende waarborgen. Daarnaast komt de kwaliteit van het onderwijs onder druk te staan, omdat het onderwijs de groei van het aantal nieuwkomers niet aankan. Dit belemmert de taalontwikkeling en verkleint de kansen van nieuwkomers op succesvol vervolgonderwijs en werk.