
De kaart van Myanmar op de site van Democratic Voice of Birma staat vol oranje stippen. Ze staan voor de aanvallen die het leger heeft uitgevoerd sinds het land eind vorige maand werd getroffen door een zware aardbeving. Volgens gegevens die de onafhankelijke nieuwssite verzamelde waren het er 152; daarvan vonden er negentig plaats nadat het leger een staakt-het-vuren had afgekondigd.
“Terwijl alle aandacht zou moeten uitgaan naar het veiligstellen van humanitaire hulp in de rampgebieden, lanceert het leger nieuwe aanvallen”, concludeert het bureau van de Hoge Commissaris voor Mensenrechten.
Het VN-kantoor in Genève hield het vrijdag op meer dan 120 aanvallen, waarvan de helft na het afgekondigde bestand van 2 april – óók in door de aardbeving getroffen gebieden.
In die regio, rond de stad Mandalay, doodde het leger afgelopen donderdag nog twee burgers met een luchtaanval, schrijft nieuwssite Myanmar Now. Een van de slachtoffers was een 13-jarig meisje.
Meer naar het westen, in een regio aan de grens met India die onder controle staat van rebellen, werden vorige week 37 doden geteld na bombardementen, melden lokale bewoners aan de site.
Hulpkonvooi beschoten
Ondertussen proberen hulporganisaties burgers in het bevingsgebied zo goed en zo kwaad als dat gaat te voorzien in hun eerste levensbehoeften.
Hulpverleners van het Rode Kruis leggen waterpunten aan, delen hygiëneproducten en tenten uit en zetten mobiele klinieken op daar waar ziekenhuizen overvol zijn of ingestort, vertelt woordvoerder Daniëlle Brouwer. “Om ziekten te voorkomen is toegang tot schoon water nu essentieel.”
De hulpverlening staat of valt met de veiligheid van de hulpverleners, zegt Brouwer. Het Rode Kruis heeft in Myanmar nu zo’n 500 medewerkers ter plaatse. “Maar als zij niet veilig hun werk kunnen doen, dan moeten ze omkeren. Punt.”
Ze wijst op het Chinese konvooi van het Rode Kruis dat kort voor het afgekondigde bestand door militairen werd beschoten op weg naar Mandalay.
Het leger vroeg na de aardbeving, die aan minstens 3650 mensen het leven kostte, om internationale hulp. In de praktijk is de junta selectief in wie die hulp mag verlenen. Bevriende landen stuurden reddingsteams en hebben Myanmar miljoenen aan hulp bij de wederopbouw beloofd, zoals China en Maleisië. Tegenstanders van het bewind verwachten dat dat geld in de zakken van de militaire leiders belandt.
Sinds het leger in 2021 opnieuw de macht greep na tien jaar samenwerking met de oppositie, gaat Myanmar gebukt onder een burgeroorlog tussen het leger en samenwerkende rebellengroepen. Door de gevechten zijn inmiddels 3 miljoen inwoners binnen de landsgrenzen op de vlucht geslagen en is de economie ingestort.
Gevaar van alle kanten
Voor het Rode Kruis is het door de aanwezigheid van het leger en rebellen moelijker om sommige plekken te bereiken, vertelt Brouwer. Dat geldt bijvoorbeeld voor buitenwijken van Sagaing, de buurstad van Mandalay die het epicentrum van de aardbeving vormde en eveneens zwaar is getroffen. “Mensen hebben heel hard hulp nodig. We roepen strijdende partijen op om met geweld te stoppen en hulpverlening door te laten.”
Ook voor hulporganisatie CARE is het een puzzel hoe en waar hulp te verlenen in Myanmar, vertelt hoofd humanitaire hulp Jojanneke Spoor van de Nederlandse tak. “Ik weet dat er absoluut nog gebieden zijn waar het heel lastig is om te komen, door conflicten en restricties van de autoriteiten.” In overleg met andere organisaties helpen hulpverleners daar waar ze kunnen komen.
Ze proberen daarbij zo zelfstandig mogelijk te werk te gaan. Bijvoorbeeld door op lokale markten hulpgoederen in te kopen en contant geld op te halen bij banken waarmee inwoners zelf wat boodschappen kunnen doen. “De lokale prijzen zijn omhooggeschoten, maar er zijn nog winkels open. Wel zijn er restricties voor de hoeveelheid cash die we bij de bank kunnen ophalen.”
De veiligheid van medewerkers is een ingewikkeld punt, zegt Spoor. “Je krijgt geen garanties. Een speciaal team verzamelt lokaal zoveel mogelijk informatie. Op basis daarvan maken we elke dag de afweging of het werk nog veilig te doen is.”
In het rampgebied “heerst een overweldigend gevoel van ontreddering”, zegt Spoor. “Mensen slapen op straat, hebben een gebrek aan water en vragen zich af hoe ze het aanstaande regenseizoen doorkomen. Hulp gaat niet alleen om voedsel en water, maar ook om het omgaan met angst en stress.” Ze ziet dat de situatie niet alleen bij inwoners, maar ook bij hulpverleners tot spanning leidt.