
Wat doen we met ons kernafval? Het is de vraag die telkens opkomt in discussies over kernenergie. Covra, het bedrijf dat verantwoordelijk is voor de opslag van het afval, presenteert vandaag plannen voor een langetermijnoplossing.
Tot dusver ligt het kernafval in een gebouw bij de kerncentrale Borssele. Aangezien het tot wel honderdduizenden jaren radioactief blijft, moet het uiteindelijk naar een ondergrondse berging.
Diverse aardlagen zijn hiervoor geschikt. Covra publiceerde eerder al een ontwerp voor een berging in klei, en dat ontwerp is nu verder is uitgewerkt. En er is nu ook een ontwerp voor berging in zoutlagen.
“Veilig en haalbaar”
Het gaat daarbij om een kilometerslang gangenstelsel diep onder de bodem, dat zelfs is berekend op volgende ijstijden die Nederland ooit met een laag ijs kunnen bedekken.
Praktisch kan Nederland het afval prima opslaan, zegt Covra-directeur Ewoud Verhoef: “Een eindberging in klei of zout is haalbaar en veilig.” Maar er hangt wel een prijskaartje aan. De plannen voor klei en zout kosten met het huidige prijspeil respectievelijk 3 en 3,5 miljard euro.
Dat opslaan in zoutlagen werkt zo: er worden drie schachten zo’n 750 tot 850 meter in de grond geboord. Ondergronds worden een werkruimte en gangenstelsel uitgehakt. Het in beton en staal verpakte kernafval wordt opgeborgen in zijgangen. Die worden vervolgens opgevuld met zout en de opslag wordt gesloten.
Voorlopig ontwerp
Door het verstrijken van de tijd wordt het zout in de tunnels samengedrukt tot gesteente. Hierdoor blijven het afval en de straling voldoende op hun plek om uit de buurt van mensen te blijven. Ook als de verpakking verroest of kapotgaat.
Na een miljoen jaar is de straling afgenomen tot een ongevaarlijk niveau dat sommige gesteenten van nature hebben .
Hoewel er uitgebreide ontwerpen liggen, moeten die de komende tientallen jaren verder worden verbeterd. “Een aantal dingen weten we nog niet”, zegt Verhoef. Zo is onduidelijk hoeveel afval er straks is.
Kabinet wil meer
Nadat Covra begon met dit onderzoek in 2020 kondigde het vorige kabinet aan dat er twee nieuwe kerncentrales zouden komen. Het huidige kabinet wil zelfs vier centrales bouwen. En misschien ook nog kleine kerncentrales.
“Daarom is het ontwerp van deze eindberging op te schalen”, zegt Verhoef. “Als de nucleaire ambities duidelijk zijn, moet je nog een keer kijken hoe de definitieve berging eruit ziet.” Ook de kosten zullen stijgen. Covra onderzoekt nog met hoeveel.
Verder is nog niet bekend waar de berging komt en in welke aardlaag. “Een aantal dingen weten we pas als er een locatie is”, zegt Verhoef. Dan pas wordt duidelijk hoe de aardlaag er precies uit ziet, en welk gesteente eronder en erboven zit. Ook daar moet het ontwerp op worden aangepast.”
Eerder kiezen voor plek
Aanvankelijk zou Nederland pas na het jaar 2100 een opslagplek kiezen. Maar vorig jaar besloot staatssecretaris Jansen van Infrastructuur en Milieu om deze planning los te laten, zodat het opslagprobleem niet blijft liggen voor volgende generaties.
Het ministerie werkt aan een “routekaart” die stap voor stap regelt hoe een plek wordt gekozen en hoe Nederlanders kunnen meepraten. Het keuzeproces, dat waarschijnlijk over twee jaar begint, kan tientallen jaren duren. Ook internationaal praat Nederland nog met andere landen over de mogelijkheden voor samenwerking.
Nu al is beroering ontstaan, met name in het noordoosten waar op diverse plekken zout in de grond zit. Zo zei de Drentse gedeputeerde Henk Jumelet, op een vraag van RTV Drenthe, in oktober al “nee” tegen de opslag van kernafval in zout.
Onderzoek naar bodem
Intussen doen wetenschappers nader onderzoek naar de zout- en kleilagen onder de Nederlandse bodem. Naar diepe klei is nog weinig onderzoek gedaan, omdat er geen gas, olie of water uit te winnen is.
“Maar klei is echt een goede barrière voor een opslag van radioactief afval”, zegt Anne-Catherine Dieudonné, aardwetenschapper van de TU Delft. Het gaat om harde klei die nauwelijks water doorlaat, materiaal op zijn plek houdt en zichzelf ‘heelt’ als er breuken ontstaan. Dat vermindert de kans op lekkage.
Dieudonné kreeg na een boring bij Delft stukken klei van vierhonderd meter diep. In het laboratorium onderzoekt ze nu hoe stevig die is. “Om te weten hoe dik de betonnen wanden van een ondergrondse berging moeten zijn, moeten we weten hoe de klei zich gedraagt”, zegt Dieudonné. “En die dikte heeft weer impact op de kosten.” Hierna wil ze klei onderzoeken uit de rest van het land.